Amsterdam Rhine and North Sea Canal catchment area
Multifunctional Waterstorage
Design research on integrating peak water storage with housing, nature, energy transition, recreation, and urban development.
Het Amsterdam-Rijnkanaal en Noordzeekanaal lopen vanaf de Lek waar water wordt ingelaten, langs Utrecht en Amsterdam om vervolgens via de sluis bij IJmuiden af te wateren op de Noordzee. De kanalen hebben een belangrijke rol in de aan- en afvoer van water voor een groot omliggend gebied. De druk op het waterafvoersysteem van het Amsterdam-Rijnkanaal en Noordzeekanaal neemt toe door klimaatverandering. Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om de kans op hoge waterstanden op het ARK en NZK te beperken, variërend van het uitbreiden van de pompcapaciteit bij IJmuiden tot het regionaal of lokaal bergen van water.
Binnen deze studie is gekeken waar eventuele mogelijkheden of kansen liggen voor integrale waterbergingsgebieden waarin tijdelijk overtollig water kan worden geborgen. Daarbij zijn we uitgegaan van een flinke piekwaterberging met een capaciteit van 10.8 miljoen m³ (bij 1 meter diepte: 1.000 hectare), die ongeveer eens in de 3 jaar wordt ingezet.
Op basis van verschillende kenmerken van de langs de kanalen gelegen polders is eerst gekeken welke polders technisch geschikt zouden kunnen zijn voor piekwaterberging. Vervolgens zijn er kansen in beeld gebracht voor multifunctionele piekwaterbergingen die het gebied niet op slot zetten voor andere ontwikkelingen. Daarbij is in het bijzonder gekeken naar mogelijkheden voor combinaties met andere ruimtelijke ontwikkelingen en ambities, zoals natuur, recreatie, energietransitie, erfgoed of woningbouw. Bij een dergelijke integrale gebiedsontwikkeling kunnen de economische, maar ook maatschappelijke baten veel breder zijn.
Hoe werkt het afwateringssysteem?
Het water uit het boezem- en het hoofdwatersysteem wordt bij IJmuiden afgevoerd naar zee. Als de zee zeer hoog staat (door springtij of windopzet) of als de pompen (deels) uitvallen, dan kan het gemaal het water niet goed afvoeren naar zee. Bij piekafvoer kan de waterstand toenemen tot maximaal 0,00 m NAP. Boven deze waterstand kunnen de dijken rondom deze kanalen onstabiel worden en worden de poldergemalen stopgezet (maalstop), wat betekent dat er wateroverlast en schade in polders kan optreden.
Door klimaatverandering neemt het aantal piekbuien toe. Daarnaast neemt door klimaatverandering de kans op hoge waterstanden door zeespiegelstijging toe. Waar vroeger bijna altijd werd gespuid zien we nu steeds meer een trend richting pompen. Een faalkansenstudie (Slim Watermanagement, 2017) laat zien dat de 0 m NAP nu eens in de circa 72 jaar wordt bereikt. Bij zeespiegelstijging neemt de kans op hoge waterstanden toe: bij +1 m zeespiegelstijging bereik je iedere 10 jaar de 0 m NAP en bij +2 meter stijging ieder jaar.
Uit een faalkansanalyse is gebleken dat de afvoercapaciteit richting de piekberging zeker 50 m³/s moet zijn om de faalkans te verkleinen. Wil je 2,5 dag een debiet van 50 m³/s bergen dan is dat gelijk aan een watervolume van zo’n 10,8 miljoen m³.
Opdrachtgever: Toekomstbestendig watersysteem (TB)
In samenwerking met: Royal Haskoning-DHV